25 jaar Srebrenica: Genocidale tendensen en ontkenningen 

Het is vandaag zaterdag 11 juli. Vandaag herdenk ik, net zoals zoveel Bosniërs, de genocide van Srebrenica, 25 jaar na de zeer gerichte massamoorden op meer dan 8.000 Moslim jongens en mannen. Het is vandaag ook 11 juli, feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. Twee klaarblijkelijk uitermate verschillende herinneringen, twee uitermate verschillende politieke implicaties, of niet?


Ongeveer drieënhalf jaar oud was ik toen mijn ouders mijn broer en mij onder hun armen namen en op de vlucht sloegen toen de (para)militaire Četnik troepen hun genocidale logica in gruweldaden om kwamen zetten in Višegrad, mijn geboortestad in Oost-Bosnië en Herzegovina. Die regio van Bosnië is berucht geworden als de plek waar ‘etnische zuiveringen’ succesvol zijn uitgevoerd en waar de genocide van Srebrenica in 1995 plaatsvond.

Terwijl de genocide officieel veroordeeld is door de Joegoslaviëtribunaal (ICTY) in Den Haag – althans de opperbevelhebber Ratko Mladić die mede de massamoorden leidde is terechtgesteld in november 2017 – wordt de genocide nog steeds openlijk ontkend door veel politieke figuren en bewoners in voormalig Joegoslavië (zowel binnen het de facto opgedeelde Bosnië en Herzegovina als ik de buurlanden). Deze ontkenning berust letterlijk op een ideologisch model van ontmenselijking, waarbij een groep mensen, Bosnische Moslims in dit geval, een gevaar vormen voor de ‘zuiverheid’ van een gemythologiseerd ‘ons Servisch volk’. Hiermee wordt niet enkel een illusie van puurheid in etnisch nationalistisch zin vooropgesteld, maar ook verscheidene vormen van samenleven die bestonden en nog steeds bestaan ontkend en vergeten.

Daarenboven zijn de uitspraken van tribunalen zoals de ICTY in zekere zin misleidend omdat vanwege een zeer specifieke regelgeving een genocide al dan niet veroordeeld kan worden. Het is een regelgeving die fundamenteel berust op een rechtelijke contextualisatie van feiten en de mogelijkheid om over zulke feiten te getuigen. Zoals de Armeens-Franse filosoof en historicus Marc Nichanian het probleem verduidelijkt in de context van de Armeense genocide, een genocide vernietigt de feiten. Het vernietigt vaak de mogelijkheid van een feitelijk aantoonbaarheid van genocide omdat het letterlijk diegene die zouden kunnen getuigen uitmoordt. Hierdoor komen in veel gevallen de ware aard en de massaschaal van een genocidale uitroeiingsmachine niet in al hun gruwelijkheid naar buiten.

Genocidale destructie is nooit louter het aantoonbare fysiek uitmoorden van groepen mensen. Het betekent vaak ook het uitmoorden van hun ‘ziel’ op een bepaalde manier, het uitwissen van hun bestaan en bestaansrecht. Het zadelt komende generaties met de ondragelijke zwaarte van het leren leven met deze uitroeiing. Ze worden ook opgezadeld, in bewoordingen uit de hedendaagse psychologie, met allerlei ‘symptomen’ van trauma. Het ‘bewijs’ van wat er gebeurd is, ligt vaak in onze lichamen: lichamen van hen die letterlijk niet meer bestaan en niet vindbaar zijn, alsook levende lichamen die met allerlei fysiologische, emotionele, symbolische en spirituele wonden verder leven.

Vaak wordt de genocide van Srebrenica bestempeld als de grootste volkerenmoord in Europa na de Tweede Wereldoorlog. Het klinkt alsof die uitspraak een troost zou moeten zijn voor het feit dat de ‘geciviliseerde’ apparatuur met de United Nations Protection Force (UNPROFOR) aan kop gefaald hebben in het beschermen van een existentieel bedreigde groep moslims.

Op diezelfde 11 juli viert Vlaanderen de feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. Voor sommige Vlamingen is dit een mythische herinnering van de guldensporenslag in de 14de eeuw die impliciet en expliciet verduidelijkt wie al dan niet Vlaming is. De Vlaamse leeuw brult, zoals de slogan gaat. De Vlaamse leeuw die steeds meer etnisch nationalistische ideologieën lijkt te accepteren, terwijl het juist dit soort ideeën zijn die hebben geleid tot de gruwellijkheden die 11 juli die andere betekenis gaven. Want of je het nu prettig vindt of niet, ‘eigen volk eerst’ is een bakermat voor ‘eigen volk alleen’. Hoezeer dat ‘eigen’ ook een historisch specifieke variabele mag zijn.

Dit lijken twee uitermate verschillende herinneringen gekoppeld aan diezelfde datum, twee uitermate verschillende politieke implicaties en contexten. Toch, en misschien juist wel mede daardoor, is het voor mij één van de duidelijkste voorbeelden die (pijnlijk) illustreert hoe vormen van identificatie, geschiedschrijving, herinneren en behoren kunnen co-existeren en botsen tegelijk.

Buiten het feit dat 11 juli symbool staat voor de genocide in Srebrenica, zijn er op andere datums gruwelijkheden gebeurd die veel minder collectief herinnerd worden. Zo zijn voor mij persoonlijk 14 en 27 juni minstens even indringende data, waarop in 1992 in mijn geboortestad Višegrad 140 kinderen, vrouwen en ouderen levend werden verbrand in twee huizen op een steenworp afstand van mijn ouderlijk huis. Deze gebeurtenissen staan bekend als ‘Živa lomača’ (‘levende vreugdevuur’ is de letterlijke zeer onprettige vertaling in het Nederlands).

Op dat moment zat ik met mijn ouders, broer en nog enkele familieleden in een vluchtelingenkamp in Tekirdağ in Turkije. Het had niet veel gescheeld of wij waren ook naar Višegrad teruggekeerd. Er kwamen namelijk vanuit het genocidale ideologische apparaat berichten dat het veilig zou zijn om terug te keren naar onze stad en dat zij die niet terugkeerden hun werk zouden verliezen. Alhoewel deze gruwelijkheden in mijn geboortestad nooit officieel als genocide zijn bestempeld, hoop ik dat u begrijpt waarom ik deze gebeurtenissen wel zie als fundamentele onderdelen van de genocidale machine. Lichamen letterlijk vernietigd door verbranding en nabestaanden ontdaan van hun menselijke waardigheid omdat zij hun geliefden niet eens een waardig afscheid konden geven.

Terwijl er zich 11 juli elk jaar in en rond Srebrenica een politiek mediacircus ontpopt – vaak door politiekers meer misbruikt voor eigen doeleinden dan met werkelijke eerbied voor de slachtoffers en hun nabestaanden – is alles de dag erna weer rustig. Maar vele vrouwen, zonder vaak nog enig levend mannelijk familielid, blijven niet alleen op 11 juli, maar ook op al die andere dagen achter op zoek naar een glimp van een lichaam dat ooit hun man, zoon, oom, was. Net als de jongeren die in huidige werkloosheid en uitzichtloosheid dromen van Europa als een mythische plek van rijkdom en mogelijkheden.

En ook voor mij staat 11 juli in relatie tot ieder andere dag van het jaar. Op al die andere dagen van het jaar kunnen soms de kleinste herinneringen of een verwijzing naar iets wat mij verbindt met die oorlog een resem aan gevoelens ontkentenen. Ze kunnen bijvoorbeeld je slaap grondig verstoren, ze kunnen je angsten uitvergroten, en ze kunnen je jouw eigen menselijkheid in vraag doen stellen. Kortom, genocide vernietigt ook levens omdat de belichaamde herinnering mensen daarna nog generaties achtervolgt. Ook bij mij, als een spook dat je zo intiem voelt en toch nooit echt duidelijk kan duiden. Om de inzichtvolle psychiater en kritische denker Frantz Fanon te parafraseren in de context van de Algerijnse dekoloniale onafhankelijkheidsoorlog: systematische negatie van uw menselijkheid leidt een persoon om zich steeds weer te moeten afvragen ‘in realiteit, wie ben ik’? Een vraag waar ik, zoals zo veel tot onmens herleide medemensen, haast heel mijn leven lang een antwoord al op probeer te vinden.

Als wij een genocide reduceren tot 11 juli, tot één datum of één punt dan vergeten wij dat een genocide nooit een momentopname is, maar een hele ideologie met massadestructie op verschillende plekken en tijden. Als wij kiezen om Leopold II te herinneren en te eren met bijvoorbeeld standbeelden, dan verkiezen wij een negatie van mensonterende systematische destructies van mensen specifiek gericht op ons verzinsel van ‘zwartheid’. Als jij tijdens sinterklaas uitroept dat je een onschuldige kinderlijke traditie in leven houdt door geracialiseerde representaties van een zwarte slaaf te vieren dan draag je bij aan de collectieve herinnering van de slavernij als een vrolijke gebeurtenis. En al deze herinneringen leiden tot voortzetting van ontmenselijking, met mogelijk catastrofale gevolgen van dien.

Daden met een genocidale logica worden namelijk niet uitgevoerd door monsters, hoe bizar dit ook mag klinken. Ze worden uitgevoerd door mensen, voornamelijk mannen, met families, vrienden, etc. ‘Gewone’ mensen, zoals Hannah Arendt reeds goed inzag toen ze over het over Eichmann’s gruweldaden had. Het zijn burgers zoals jijzelf, die stapsgewijs steeds meer overtuigd geraken van het idee dat een bepaalde ‘andere’ groep niet echt menselijk is, omdat ze bijvoorbeeld ‘Moslim’ zijn, of in vele andere contexten omdat ze ‘Zwart’ zijn, omdat ze ‘Joods’ zijn, omdat ze ‘Roma’ zijn, omdat ze ‘Queer’ zijn. Dus, omdat ze een minderheid zijn die de puurheid van een etnisch nationalisme in vraag stellen. Een ‘puurheid’ geënt op de genocidale afkeer van alles wat ‘anders’ is als de norm.

Een genocidale logica onderdrukt vele alternatieve geschiedenissen en herinneringen. En dit is precies wat in België de algehele ontkenning en moedwillige onwetendheid over de uitroeiingen in Congo voortzet, wat alsook islamofobie aandrijft. Het is datgene wat in Bosnië en Herzegovina en haar buurlanden tot een voortzetting van genocide ontkenning leidt.

Het probleem met de meeste geschiedschrijvingen over immense gruweldaden is ook dat deze pretenderen dat alles kenbaar is. Maar onze herinneringen en nationale narratieven zijn geen directe representaties, maar verhalen die gevormd en vervormd worden met der tijd. Die vervormingen zijn niet zo individueel als de meesten van ons denken, ze zijn fundamenteel gerelateerd aan de sociale context. In andere woorden, ze zijn politiek.

Dit zijn ongemakkelijke waarheden. Waarheden die in onze zogenaamde ‘post-waarheid’ wereld als zout zijn op al onze imaginaire illusies van onschuld en structurele ontkenningen.

Vandaag herdenk ik de pijnlijke waarheid van Srebrenica, vandaag herdenk ik ook de pijnlijke waarheid van mijn Višegrad. Morgen leef ik terug in Antwerpen.
En wat herdenk jij op 11 juli? Want, wat wij herdenken en herinneren, op welke manieren, en wat wij daarmee (on)opzettelijk vergeten zijn vragen die fundamenteel zijn voor het soort samenlevingsbeeld dat wij willen nastreven.

 

Leave a comment